Na de oorlog werd door de Nijmeegse burgerij geld ingezameld om een monument op te richten voor de verzetstrijder Jan van Hoof en alle Nijmeegse verzetsstrijders. Twee herinneringsstenen werden al eerder (1945) geplaatst: één op de plek waar hij stierf (Joris Ivensplein), de ander bij de Waalbrug.
Jan van Hoof, student en lid van de geheime Dienst Nederland, verzamelde maandenlang informatie over de Waalbruggen en daar aangebrachte explosieven. Op 18 september 1944, toen de geallieerden zich voorbereidden op de verovering van beide bruggen, wist van Hoof de explosieven, die onder de Waalbrug bevestigd waren, onschadelijk te maken.
De aanslag werd echter ontdekt door de Duitsers; uiteindelijk zijn zij niet tot vernieling van de brug overgegaan.
Van Hoof zelf stierf een dag later na mishandeling tijdens een gevecht op de hoek van de Lange Hezelstraat en de Nieuwe Markt.
Omdat er twijfel was over de rol van Jan van Hoof heeft een commissie van het Ministerie van Oorlog in 1949 een onderzoek ingesteld naar het vraagstuk van de redding van de Waalbrug bij Nijmegen. De belangrijkste conclusie uit het rapport luidde dat Jan van Hoof feitelijk niet kan worden beschouwd als 'de Redder' van de brug. 'Wel komt hem onvergankelijke eer toe voor hetgeen hij tot behoud van de brug als uitstekende daad van moed, beleid en trouw heeft verricht met inzet van zijn leven'.
Het bronzen beeld van Marius van Beek stelt een verzetsstrijder voor, die met een gescheurde Nederlandse vlag in de hand wegrent en nog omkijkt naar de Waalbrug. Het beeld is geplaatst voorbij de Waalbrug richting stad. De tekst op het monument luidt:
'IN DIT MONUMENT EREN WIJ ALLEN DIE MET JAN VAN HOOF IN HET VERZET VIELEN VOOR DE BEVRIJDING VAN NIJMEGEN 1940-1945'.
Elk jaar op 4 mei, worden op het Keizer Traianusplein, bij de voet van het beeld, de slachtoffers van de oorlog herdacht.
In februari 1954 werd Marius van Beek benaderd door de gemeente Nijmegen om een monument te vervaardigen. Mari Andriessen, aanvankelijk voor deze opdracht gevraagd, adviseerde om met deze jonge collega in zee te gaan. Marius van Beek was blij met de opdracht: hij had zelf ook in het Nijmeegs verzet gezeten en kende Jan van Hoof persoonlijk.
Er was echter te weinig tijd om het ontwerp en de uitvoering gereed te hebben. Op de dag van de herdenking zelf, 17 september 1954, werd een met bronsverf beschilderd gipsen beeld onthuld door minister Beel. Later werd dit door het bronzen exemplaar vervangen.
Klik op de kaart om de locatie te openen in Google Maps.